(verhaal waarmee men start om Fien en Tim te introduceren in de klas)
~
In
de kleuterklas van juf Leen zitten de kleuters in de hoekjes te spelen.
Tim en Fien maken een puzzel in de puzzelhoek.
Plots
gaat de bel ‘triiing’.
‘We gaan naar de refter’ zegt juf Leen.
Fien kijkt verdrietig.
‘Wat is er?’ vraagt Tim.
‘Ik wil niet naar de refter gaan’ zegt Fien.
‘Waarom wil je niet naar de refter gaan?’ vraagt Tim.
‘Mijn oren doen er altijd pijn’ zegt Fien.
Wanneer Fien en Tim de refter binnenkomen is er
al heel veel lawaai.
Fien en Tim zetten zich neer op een stoel.
Tim eet zijn boterhammen op, maar Fien kijkt de hele tijd onrustig rond.
Fien hoort twee kinderen met hun handen op de tafel slaan.
Sommige kinderen stampen met hun voeten op de grond.
Anderen roepen heel hard naar elkaar. En de leerkracht die moet de hele tijd roepen ‘iedereen is aan het eten, dus nu is het stil’.
Fien en Tim zetten zich neer op een stoel.
Tim eet zijn boterhammen op, maar Fien kijkt de hele tijd onrustig rond.
Fien hoort twee kinderen met hun handen op de tafel slaan.
Sommige kinderen stampen met hun voeten op de grond.
Anderen roepen heel hard naar elkaar. En de leerkracht die moet de hele tijd roepen ‘iedereen is aan het eten, dus nu is het stil’.
Fien wordt helemaal gek van het lawaai.
Ze besluit om haar oren van haar hoofd te nemen.
Eerst trekt ze haar linkeroor van haar hoofd, vervolgens trekt ze haar rechteroor van haar hoofd.
Fien legt haar oren op de tafel.
Juf Leen zegt ‘het is tijd om buiten te spelen’.
Fien ziet de andere kinderen naar buiten lopen.
Ze volgt Tim, maar wat ze niet weet is dat haar oren nog op de tafel liggen.
Ze besluit om haar oren van haar hoofd te nemen.
Eerst trekt ze haar linkeroor van haar hoofd, vervolgens trekt ze haar rechteroor van haar hoofd.
Fien legt haar oren op de tafel.
Juf Leen zegt ‘het is tijd om buiten te spelen’.
Fien ziet de andere kinderen naar buiten lopen.
Ze volgt Tim, maar wat ze niet weet is dat haar oren nog op de tafel liggen.
‘Ik
vind dat de andere kinderen vandaag zo rustig spelen op de speelplaats’ zegt
Fien.
‘Aan al dat lawaai daar wen je aan’. zegt Tim.
Sommige kinderen klimmen op het klimrek. Andere kinderen spelen met de bal.
Plots
gaat de bel ‘triiing’. Alle kleuters gaan in de rij staan.
Juf Leen zit met de kleuters in de kring.
Ze zet ‘het goeiemiddag’ liedje op.
De kleuters zingen het liedje mee, maar Fien niet.
Juf Leen vraagt aan Fien ‘waarom zong je niet mee?’.
Fien kijkt rond. Ze heeft niet door dat juf Leen tegen haar praat.
Ze zet ‘het goeiemiddag’ liedje op.
De kleuters zingen het liedje mee, maar Fien niet.
Juf Leen vraagt aan Fien ‘waarom zong je niet mee?’.
Fien kijkt rond. Ze heeft niet door dat juf Leen tegen haar praat.
Juf Leen komt voor Fien staan.
Ze zwaait voor haar aangezicht.
Fien schrikt. Wat doet de juf opeens voor mij denkt ze.
Juf Leen vraagt ‘was je aan het dromen Fien?’
Fien antwoordt nog steeds niet.
Juf Leen wil in de oren van Fien kijken, maar ziet dat haar oren verdwenen zijn.
‘Waar zijn de oren van Fien naartoe?’ vraagt juf Leen.
‘Fien heeft de oren van haar hoofd genomen, omdat er teveel lawaai in de refter was’ zegt Tim.
Juf Leen vraagt ‘Waar zijn haar oren nu?’
‘Dat weet ik niet’ zegt Tim.
‘Tim ga eens samen met Fien in de refter kijken’ zegt juf Leen.
Tim geeft Fien een hand om naar de refter te stappen.
Ze zwaait voor haar aangezicht.
Fien schrikt. Wat doet de juf opeens voor mij denkt ze.
Juf Leen vraagt ‘was je aan het dromen Fien?’
Fien antwoordt nog steeds niet.
Juf Leen wil in de oren van Fien kijken, maar ziet dat haar oren verdwenen zijn.
‘Waar zijn de oren van Fien naartoe?’ vraagt juf Leen.
‘Fien heeft de oren van haar hoofd genomen, omdat er teveel lawaai in de refter was’ zegt Tim.
Juf Leen vraagt ‘Waar zijn haar oren nu?’
‘Dat weet ik niet’ zegt Tim.
‘Tim ga eens samen met Fien in de refter kijken’ zegt juf Leen.
Tim geeft Fien een hand om naar de refter te stappen.
Tim kijkt onder de tafels.
Fien kijkt op de tafels. Nergens zien ze de oren van Fien liggen.
Fien begint wat bang te worden, ze vindt het helemaal niet leuk meer zonder oren.
Samen met Tim gaat ze terug naar de kleuterklas.
Tim vertelt aan Juf Leen dat de oren van Fien niet meer in de refter liggen.
Fien begint te snikken. Wat zou ze graag terug kunnen horen.
Fien kijkt op de tafels. Nergens zien ze de oren van Fien liggen.
Fien begint wat bang te worden, ze vindt het helemaal niet leuk meer zonder oren.
Samen met Tim gaat ze terug naar de kleuterklas.
Tim vertelt aan Juf Leen dat de oren van Fien niet meer in de refter liggen.
Fien begint te snikken. Wat zou ze graag terug kunnen horen.
Juf
Leen heeft een idee. We zullen allemaal op zoek gaan naar jouw oren.
Alle kinderen in de kleuterklas beginnen te zoeken. Even later roept Ben ‘Gevonden!’
‘Waar lagen de oren van Fien?’ vraagt Juf Leen. Ik heb ze gevonden in de
poppenhoek. ‘Hoe komen Fien haar oren nu in de poppenhoek terecht?’ Heel
verlegen steekt Sam zijn vinger in de lucht. ‘Juf, ik zag die oren liggen in de
refter en dacht dat het speelgoed was, daarom heb ik de oren in de poppenhoek
gelegd. ‘
Fien
zet meteen de oren terug op haar hoofd. Wat fijn dat ik alles terug kan horen. Samen
met de andere kinderen zingt Fien nog eens het goeiemiddagliedje.
ACTIVITEITFICHE:
Naam
|
Verhaal: ‘Mijn oren doen pijn’
|
Hoofddoel
|
-
Zich inleven in andere personen
en zijn eigen handelingen daaraan aan te passen.
-
Zijn eigen meningen/ervaringen
uiten op een beleefde manier.
|
Doelstelling(en)
|
G.O:
Muzische vorming: Muziek: 3. Muziek beluisteren:
3.1.1 De kleuters kunnen aandachtig luisteren en zo
verschillende geluiden waarnemen, benoemen en erover praten.
Nederlands: 4. Luisterhouding: 4.1 De kleuters
kunnen zich op geluiden en stemmen concentreren.
Nederlands: Luisteren: 2. Begrijpend,
interpreterend en kritisch luisteren naar taal: 2.2 Begrijpend en interpreterend luisteren naar taal : 2.2.5 De
kleuters kunnen een beluisterd
verhaal, bestemd voor hun leeftijdsgroep, begrijpen.
OVSG:
Nederlands: Luisteren: NL-LUI-BV-B02.03: De
leerlingen kunnen geluiden onderscheiden volgens hun sterkte, hoogte, timbre,
duur.
Nederlands: Luisteren: NL-LUI-DV-D03.04.03: De
leerlingen kunnen in een beluisterd verhaald of hoorspel de inleiding, de
kern en het slot bondig vertellen indien het verhaal op hun niveau is verteld
of voorgelezen.
|
Leeftijd
|
0K – 1K – 2K – 3K
|
Materiaal
|
-
prenten verhalenbundel ‘Fien en
Tim’
-
handpoppen: Fien, Tim en juf
Leen
|
Plaats
|
De kring, een zaal, de speelplaats
|
Inhoud
|
Instap:
- Fien en Tim kondigen het verhaal aan ‘Mijn oren
doen pijn’.
Kern:
De leerkracht vertelt het verhaal met de nodige lichaamstaal, expressie en mimiek. De leerkracht kiest zelf hoe hij / zij de prenten gebruikt bij het voorlezen.
Slot:
- Afsluiting door Fien en Tim.
- Evaluatie met of zonder prenten.
De kleuterleid(er)ster stelt vragen aan de
kleuters in verband met het verhaal. De kleuterleid(ster) stelt eerste
algemene vragen (zoals bijvoorbeeld: ‘over wie gaat het verhaal?’, …) om na
te gaan of de kleuters het verhaal begrepen hebben.
Pas daarna stelt hij/zij meer specifieke vragen
zoals:
* Wat doet Fien als haar oren pijn doen?
* Kunnen wij ook onze oren afnemen als er te veel
lawaai is?
* Wat zouden wij kunnen doen als er te veel
lawaai is?
*…
Het is belangrijk dat de kleuterleid(ster)
duidelijk maakt aan de kleuters dat Fien haar oren kan afnemen terwijl dat
dit voor ons niet vanzelfsprekend is. Je vraagt of ze zelf ervaring hebben
met het onderwerp van het verhaal en of zij hierbij zelf enkele suggesties
kunnen aanbrengen die wel een oplossing kunnen bieden. Je laat de kleuters
ook ervaren dat een geluid dat voor de ene onaangenaam is daarom niet
aangenaam kunnen zijn voor iemand anders.
0-1K
Je kan de jongste kleuters als evaluatie een
geluidspel aanbieden. Je laat de kleuters de geluiden uit de schoolomgeving
horen en spreekt af dat ze de oren dicht stoppen als ze het geluid niet
aangenaam vinden en dat ze hun oren open houden als ze het geluid wel
aangenaam vinden. Je laat hun ervaren dat ze ook nog altijd geluid kunnen
horen wanneer hun oren gestopt zijn. En dat dit dus geen sluitende oplossing
biedt tegen geluidsoverlast. Ook maak je duidelijk dat iedereen anders kan
reageren op een bepaald geluid.
- Kringgesprek rond lawaai / geluid. - Geluiden uit het verhaal nabootsen. |
Bronnen
|
zie bibliografie bachelorproef
|
Varianten
|
-
Men kan de geluiden uit het
verhaal zelf nabootsen of eens met een CD werken waar de geluiden opstaan.
(geluiden kan men hier vinden: http://www.findsounds.com/ISAPI/search.dll)
-
Zelf nog geluiden binnen het
thema met de kinderen zoeken.
|
Aandachtspunten
|
/
|
Geen opmerkingen:
Een reactie posten