Vandaag is het een bijzondere dag voor de kleuterklas
van juf Leen.
Ze gaan op stap in de stad.
‘Voor we kunnen vertrekken, moeten we eerst nog
enkele dingen afspreken’, zegt juf Leen.
‘Dat is waar’, zegt Ben, ‘in de stad kan het soms
heel gevaarlijk zijn.’
‘In het verkeer kan je niet altijd doen wat je zelf
wil. Het is er soms heel gevaarlijk.’ zegt juf Leen.
Juf Leen heeft ook voor iedereen een verrassing
meegebracht.
Ze neemt haar zak en haalt er twee borden uit.
De twee borden hebben elk een andere kleur.
Het ene bord is groen, het andere is rood.
Alle kinderen kijken vol bewondering naar wat juf
Leen heeft meegebracht.
‘ Met deze borden gaan wij vandaag op stap in het
verkeer’ zegt juf Leen.
‘Wat kunnen wij dan wel zoal doen met de borden in
het verkeer?’, vraagt Ben.
‘In het verkeer is er heel wat lawaai. Sommige
geluiden zijn leuk voor onze oren terwijl we andere helemaal niet leuk vinden.’
zegt juf Leen.
‘Als we het geluid op straat leuk vinden, steken we
ons bordje in de lucht met de groene kleur. Vinden we het geluid op straat
helemaal niet leuk dan steken we het bord met de rode kleur in de lucht’, gaat
juf Leen verder.
Voor de kleuterklas van juf Leen kan vertrekken,
krijgen ze allemaal een petje op.
‘Waarom moeten we een pet dragen?’ vraagt Tim.
‘Met onze pet op kan iedereen ons goed zien. En zo
weet ook iedereen dat wij allemaal samen horen’, legt juf Leen uit.
De kinderen gaan twee aan twee staan.
‘Heeft iedereen een pet?’ vraag juf Leen, ‘dan
kunnen we vertrekken.’
Om naar de stad te gaan, moet de kleuterklas van
juf Leen eerst de straat oversteken.
Juf Leen ziet al gauw een plekje waar ze kunnen
oversteken.
‘Zo’n gekke strepen op straat’, zegt Tim, ‘waarvoor
zou dit dienen?’
‘Deze strepen noemen we het zebrapad’, legt juf
Leen uit, ‘alleen hier mogen wij oversteken.’
Juf Leen kijkt eerst naar links.
En dan naar rechts.
En dan nog een keer naar links.
Er komen gaan auto’s aangereden.
Snel steekt de kleuterklas van juf Leen de straat
over.
Als iedereen aan de andere kant van de straat
staat, steekt Fien haar groen bordje in de lucht.
‘Kijk eens naar het bordje van Fien’, zegt juf
Leen.
‘Waarom heb jij voor een groen bordje gekozen?’
vraagt juf Leen.
‘Ik vond de straat oversteken erg leuk’, zegt Fien
enthousiast, doordat er geen auto’s waren was het er heel stil.’
De kleuterklas van juf Leen stapt verder.
Maar al snel moeten ze opnieuw stoppen.
Op straat staat een politieagent op zijn fluitje te
blazen ‘Fwiiiiiieeeeet’.
De politieagent regelt het verkeer.
Sommige auto’s mogen doorrijden, andere moeten
wachten op het signaal van de politieagent.
Plots gaan er enkele rode en groene bordjes in de
lucht.
Fien heeft gekozen voor een rood bordje, terwijl
Tim een groen bordje in de lucht steekt.
‘Waarom is je bordje groen?’, vraagt Fien aan Tim.
‘Ik vind het fluitje van de politieagent erg leuk
om te horen’, legt Tim uit.
‘Dat begrijp ik niet’, zegt Fien, ‘Voor mij doet
het heel erg pijn aan mijn oren.’
‘Niet iedereen vindt alle geluiden even leuk’, gaat
juf Leen verder, ‘wat jij leuk vindt, kan iemand anders helemaal niet leuk
vinden.
In de stad is het erg druk.
Er komen heel wat auto’s aangereden.
En wat is er veel lawaai!
Sommige auto’s rijden heel snel en andere maken dan
weer veel lawaai: ‘TOET TOET!’
Al vlug steekt iedereen zijn rood bordje in de
lucht.
‘ Wij vinden de auto’s in het verkeer niet leuk!’,
roept iedereen.
‘Laten we dan maar gauw terug gaan naar school’, zegt juf Leen.
Nog even de straat oversteken en ze zijn er.
‘Wie weet nog wat we moeten doen als we willen
oversteken?’ vraag juf Leen.
‘Eerst kijken we naar links, dan naar rechts en dan
nog een keer naar links’, zegt Ben.
‘En dat doen we op het zebrapad’, gaat Fien verder.
Ze kijken eerst naar links.
En dan naar rechts.
En dan nog een keer naar links.
Als er geen auto’s aankomen, kunnen ze oversteken.
‘Wat een lawaai hebben we vandaag gehoord in het
verkeer’, zegt Fien.
Ze neemt haar oren van haar hoofd.
‘Het liefst van al hou ik van de stilte’, zegt Fien
en ze steekt haar groen bordje in de lucht.
Naam
|
Verhaal: ‘Fien en Tim in het
verkeer’
|
Hoofddoel
|
Zich inleven in andere personen
en zijn eigen handelingen daaraan aan te passen.
Zijn eigen meningen/ervaringen
uiten op een beleefde manier.
|
Doelstelling(en)
|
G.O:
Muzische vorming: Muziek: 3.
Muziek beluisteren: 3.1.1 De kleuters kunnen aandachtig luisteren en zo
verschillende geluiden waarnemen, benoemen en erover praten.
Nederlands:
4. Luisterhouding: 4.1 De kleuters kunnen zich op geluiden en stemmen
concentreren.
Nederlands: Luisteren: 2.
Begrijpend, interpreterend en kritisch luisteren naar taal: 2.2 Begrijpend en interpreterend luisteren naar
taal : 2.2.5 De kleuters kunnen een
beluisterd verhaal, bestemd voor hun leeftijdsgroep, begrijpen.
OVSG:
Nederlands: Luisteren:
NL-LUI-BV-B02.03: De leerlingen kunnen geluiden onderscheiden volgens hun
sterkte, hoogte, timbre, duur.
Nederlands: Luisteren:
NL-LUI-DV-D03.04.03: De leerlingen kunnen in een beluisterd verhaald of
hoorspel de inleiding, de kern en het slot bondig vertellen indien het
verhaal op hun niveau is verteld of voorgelezen.
|
Leeftijd
|
0K – 1K – 2K – 3K
|
Materiaal
|
prenten verhalenbundel ‘Fien en
Tim’
handpoppen: Fien, Tim en juf
Leen
|
Plaats
|
De kring, een zaal, de speelplaats
|
Inhoud
|
Instap:
- Fien en Tim kondigen het verhaal aan: ‘Fien en Tim in het verkeer’.
Kern:
De leerkracht vertelt het
verhaal met de nodige lichaamstaal, expressie en mimiek.
De leerkracht kiest zelf hoe hij / zij de prenten gebruikt bij het voorlezen.
Slot:
- Afsluiting door Fien en Tim.
- Evaluatie met of zonder prenten.
2-3K
De kleuterleid(er)ster stelt vragen aan de kleuters in verband met het
verhaal. De kleuterleid(ster) stelt eerste algemene vragen (zoals
bijvoorbeeld: ‘over wie gaat het verhaal?’, …) om na te gaan of de kleuters
het verhaal begrepen hebben.
Pas daarna stelt hij/zij meer specifieke vragen zoals:
* Wat doet Fien als haar oren pijn doen?
* Kunnen wij ook onze oren afnemen als er te veel lawaai is?
* Wat zouden wij kunnen doen als er te veel lawaai is?
*…
Het is belangrijk dat de kleuterleid(ster) duidelijk maakt aan de
kleuters dat Fien haar oren kan afnemen terwijl dat dit voor ons niet
vanzelfsprekend is. Je vraagt of ze zelf ervaring hebben met het onderwerp
van het verhaal en of zij hierbij zelf enkele suggesties kunnen aanbrengen
die wel een oplossing kunnen bieden.
0-1K
Met de jongste kleuters kan je als evaluatie een geluidspel aanbieden. Je
laat de kleuters de geluiden uit het verhaal horen en spreekt af dat ze de
oren dicht stoppen als ze het geluid niet aangenaam vinden en dat ze hun oren
open houden als ze het geluid wel aangenaam vinden. Je laat hun ervaren dat
ze ook nog altijd geluid kunnen horen wanneer hun oren gestopt zijn. En dat
dit dus geen sluitende oplossing biedt tegen geluidsoverlast.
- Kringgesprek rond lawaai / geluid.
- Geluiden uit het verhaal nabootsen.
|
Bronnen
|
zie bibliografie bachelorproef
|
Varianten
|
Zelf nog geluiden binnen het thema met de kinderen zoeken.
|
Aandachtspunten
|
/
|