donderdag 29 augustus 2013

Verhaal: Fien en Tim in het verkeer


Vandaag is het een bijzondere dag voor de kleuterklas van juf Leen.
Ze gaan op stap in de stad.
‘Voor we kunnen vertrekken, moeten we eerst nog enkele dingen afspreken’, zegt juf Leen.
‘Dat is waar’, zegt Ben, ‘in de stad kan het soms heel gevaarlijk zijn.’
‘In het verkeer kan je niet altijd doen wat je zelf wil. Het is er soms heel gevaarlijk.’ zegt juf Leen.


Juf Leen heeft ook voor iedereen een verrassing meegebracht.
Ze neemt haar zak en haalt er twee borden uit.
De twee borden hebben elk een andere kleur.
Het ene bord is groen, het andere is rood.
Alle kinderen kijken vol bewondering naar wat juf Leen heeft meegebracht.
‘ Met deze borden gaan wij vandaag op stap in het verkeer’ zegt juf Leen.
‘Wat kunnen wij dan wel zoal doen met de borden in het verkeer?’, vraagt Ben.
‘In het verkeer is er heel wat lawaai. Sommige geluiden zijn leuk voor onze oren terwijl we andere helemaal niet leuk vinden.’ zegt juf Leen.
‘Als we het geluid op straat leuk vinden, steken we ons bordje in de lucht met de groene kleur. Vinden we het geluid op straat helemaal niet leuk dan steken we het bord met de rode kleur in de lucht’, gaat juf Leen verder.

Voor de kleuterklas van juf Leen kan vertrekken, krijgen ze allemaal een petje op.
‘Waarom moeten we een pet dragen?’ vraagt Tim.
‘Met onze pet op kan iedereen ons goed zien. En zo weet ook iedereen dat wij allemaal samen horen’, legt juf Leen uit.
De kinderen gaan twee aan twee staan.
‘Heeft iedereen een pet?’ vraag juf Leen, ‘dan kunnen we vertrekken.’


Om naar de stad te gaan, moet de kleuterklas van juf Leen eerst de straat oversteken.
Juf Leen ziet al gauw een plekje waar ze kunnen oversteken.
‘Zo’n gekke strepen op straat’, zegt Tim, ‘waarvoor zou dit dienen?’
‘Deze strepen noemen we het zebrapad’, legt juf Leen uit, ‘alleen hier mogen wij oversteken.’
Juf Leen kijkt eerst naar links.
En dan naar rechts.
En dan nog een keer naar links.
Er komen gaan auto’s aangereden.
Snel steekt de kleuterklas van juf Leen de straat over.
Als iedereen aan de andere kant van de straat staat, steekt Fien haar groen bordje in de lucht.
‘Kijk eens naar het bordje van Fien’, zegt juf Leen.
‘Waarom heb jij voor een groen bordje gekozen?’ vraagt juf Leen.
‘Ik vond de straat oversteken erg leuk’, zegt Fien enthousiast, doordat er geen auto’s waren was het er heel stil.’


De kleuterklas van juf Leen stapt verder.
Maar al snel moeten ze opnieuw stoppen.
Op straat staat een politieagent op zijn fluitje te blazen ‘Fwiiiiiieeeeet’.
De politieagent regelt het verkeer.
Sommige auto’s mogen doorrijden, andere moeten wachten op het signaal van de politieagent.
Plots gaan er enkele rode en groene bordjes in de lucht.
Fien heeft gekozen voor een rood bordje, terwijl Tim een groen bordje in de lucht steekt.
‘Waarom is je bordje groen?’, vraagt Fien aan Tim.
‘Ik vind het fluitje van de politieagent erg leuk om te horen’, legt Tim uit.
‘Dat begrijp ik niet’, zegt Fien, ‘Voor mij doet het heel erg pijn aan mijn oren.’
‘Niet iedereen vindt alle geluiden even leuk’, gaat juf Leen verder, ‘wat jij leuk vindt, kan iemand anders helemaal niet leuk vinden.


In de stad is het erg druk.
Er komen heel wat auto’s aangereden.
En wat is er veel lawaai!
Sommige auto’s rijden heel snel en andere maken dan weer veel lawaai: ‘TOET TOET!’
Al vlug steekt iedereen zijn rood bordje in de lucht.
‘ Wij vinden de auto’s in het verkeer niet leuk!’, roept iedereen.
‘Laten we dan maar gauw  terug gaan naar school’, zegt juf Leen.


Nog even de straat oversteken en ze zijn er.
‘Wie weet nog wat we moeten doen als we willen oversteken?’ vraag juf Leen.
‘Eerst kijken we naar links, dan naar rechts en dan nog een keer naar links’, zegt Ben.
‘En dat doen we op het zebrapad’, gaat Fien verder.
Ze kijken eerst naar links.
En dan naar rechts.
En dan nog een keer naar links.
Als er geen auto’s aankomen, kunnen ze oversteken.
‘Wat een lawaai hebben we vandaag gehoord in het verkeer’, zegt Fien.
Ze neemt haar oren van haar hoofd.
‘Het liefst van al hou ik van de stilte’, zegt Fien en ze steekt haar groen bordje in de lucht.



ACTIVITEITFICHE:



Naam
 
Verhaal: ‘Fien en Tim in het verkeer’
Hoofddoel
Zich inleven in andere personen en zijn eigen handelingen daaraan aan te passen.
Zijn eigen meningen/ervaringen uiten op een beleefde manier.

Doelstelling(en)


G.O:
Muzische vorming: Muziek: 3. Muziek beluisteren: 3.1.1 De kleuters kunnen aandachtig luisteren en zo verschillende geluiden waarnemen, benoemen en erover praten.

Nederlands: 4. Luisterhouding: 4.1 De kleuters kunnen zich op geluiden en stemmen concentreren.

Nederlands: Luisteren: 2. Begrijpend, interpreterend en kritisch luisteren naar taal: 2.2 Begrijpend en interpreterend luisteren naar taal : 2.2.5 De kleuters kunnen een beluisterd verhaal, bestemd voor hun leeftijdsgroep, begrijpen.

OVSG:
Nederlands: Luisteren: NL-LUI-BV-B02.03: De leerlingen kunnen geluiden onderscheiden volgens hun sterkte, hoogte, timbre, duur.

Nederlands: Luisteren: NL-LUI-DV-D03.04.03: De leerlingen kunnen in een beluisterd verhaald of hoorspel de inleiding, de kern en het slot bondig vertellen indien het verhaal op hun niveau is verteld of voorgelezen.

Leeftijd

0K – 1K – 2K – 3K
Materiaal

prenten verhalenbundel ‘Fien en Tim’
handpoppen: Fien, Tim en juf Leen

Plaats

De kring, een zaal, de speelplaats
Inhoud



Instap:
- Fien en Tim kondigen het verhaal aan: ‘Fien en Tim in het verkeer’.

Kern:
De leerkracht vertelt het verhaal met de nodige lichaamstaal, expressie en mimiek.
De leerkracht kiest zelf hoe hij / zij de prenten gebruikt bij het voorlezen.

 Slot:
- Afsluiting door Fien en Tim.
- Evaluatie met of zonder prenten.

2-3K
De kleuterleid(er)ster stelt vragen aan de kleuters in verband met het verhaal. De kleuterleid(ster) stelt eerste algemene vragen (zoals bijvoorbeeld: ‘over wie gaat het verhaal?’, …) om na te gaan of de kleuters het verhaal begrepen hebben.
Pas daarna stelt hij/zij meer specifieke vragen zoals:
* Wat doet Fien als haar oren pijn doen?
* Kunnen wij ook onze oren afnemen als er te veel lawaai is?
* Wat zouden wij kunnen doen als er te veel lawaai is?
*…
Het is belangrijk dat de kleuterleid(ster) duidelijk maakt aan de kleuters dat Fien haar oren kan afnemen terwijl dat dit voor ons niet vanzelfsprekend is. Je vraagt of ze zelf ervaring hebben met het onderwerp van het verhaal en of zij hierbij zelf enkele suggesties kunnen aanbrengen die wel een oplossing kunnen bieden.

0-1K
Met de jongste kleuters kan je als evaluatie een geluidspel aanbieden. Je laat de kleuters de geluiden uit het verhaal horen en spreekt af dat ze de oren dicht stoppen als ze het geluid niet aangenaam vinden en dat ze hun oren open houden als ze het geluid wel aangenaam vinden. Je laat hun ervaren dat ze ook nog altijd geluid kunnen horen wanneer hun oren gestopt zijn. En dat dit dus geen sluitende oplossing biedt tegen geluidsoverlast.

- Kringgesprek rond lawaai / geluid.
- Geluiden uit het verhaal nabootsen.

Bronnen

zie bibliografie bachelorproef

Varianten

Men kan de geluiden uit het verhaal zelf nabootsen of eens met een CD werken waar de geluiden opstaan.
(geluiden kan men hier vinden:
http://www.findsounds.com/ISAPI/search.dll)

Zelf nog geluiden binnen het thema met de kinderen zoeken.

Aandachtspunten

/

Geen opmerkingen:

Een reactie posten