vrijdag 30 augustus 2013


Welkom op onze website,
 
 

 
Aan de hand van deze website willen we leerkrachten bewust maken van de gevolgen van geluidsoverlast in de kleuterklas.

Verschillende kleuterleid(st)ers komen in aanraking met geluidsoverlast.
We gingen daarom op zoek naar middelen waarmee we geluidsoverlast preventief kunnen aanpakken. Al gauw stonden twee figuren die centraal staan 'Fien en Tim'. Deze figuren vormen de basis voor de verdere ontwikkeling van allerhande preventieve methodes.

Aangezien het de taak is van de kleuterleid(st)er om de kleuters op een spelende manier de wereld te laten ontdekken; is het ook hun taak om hen een gezonde leef- en belevingswereld aan te bieden, waar de kleuters zich ten volle kunnen ontwikkelen.

We hopen dat we via deze weg de leerkrachten kunnen stimuleren om preventief te werk te gaan in de kleuterklas.

donderdag 29 augustus 2013

Verhaal: Mijn oren doen pijn

(verhaal waarmee men start om Fien en Tim te introduceren in de klas)


~

In de kleuterklas van juf Leen zitten de kleuters in de hoekjes te spelen. 

Tim en Fien maken een puzzel in de puzzelhoek.

Plots gaat de bel ‘triiing’. 

‘We gaan naar de refter’ zegt juf Leen. 
Fien kijkt verdrietig. 
‘Wat is er?’ vraagt Tim.
‘Ik wil niet naar de refter gaan’ zegt Fien.
‘Waarom wil je niet naar de refter gaan?’ vraagt Tim.
‘Mijn oren doen er altijd pijn’ zegt Fien.


Wanneer Fien en Tim de refter binnenkomen is er al heel veel lawaai.
Fien en Tim zetten zich neer op een stoel.
Tim eet zijn boterhammen op, maar Fien kijkt de hele tijd onrustig rond.
Fien hoort twee kinderen met hun handen op de tafel slaan.
Sommige kinderen stampen met hun voeten op de grond.
Anderen roepen heel hard naar elkaar. En de leerkracht die moet de hele tijd roepen ‘iedereen is aan het eten, dus nu is het stil’.


Fien wordt helemaal gek van het lawaai.
Ze besluit om haar oren van haar hoofd te nemen.
Eerst trekt ze haar linkeroor van haar hoofd, vervolgens trekt ze haar rechteroor van haar hoofd.
Fien legt haar oren op de tafel.
Juf Leen zegt ‘het is tijd om buiten te spelen’.
Fien ziet de andere kinderen naar buiten lopen.
Ze volgt Tim, maar wat ze niet weet is dat haar oren nog op de tafel liggen.


‘Ik vind dat de andere kinderen vandaag zo rustig spelen op de speelplaats’ zegt 
Fien.
‘Aan al dat lawaai daar wen je aan’. zegt Tim.
Sommige kinderen klimmen op het klimrek. Andere kinderen spelen met de bal.

Plots gaat de bel ‘triiing’. Alle kleuters gaan in de rij staan.


Juf Leen zit met de kleuters in de kring.
Ze zet ‘het goeiemiddag’ liedje op.
De kleuters zingen het liedje mee, maar Fien niet.
Juf Leen vraagt aan Fien ‘waarom zong je niet mee?’.
Fien kijkt rond. Ze heeft niet door dat juf Leen tegen haar praat.


Juf Leen komt voor Fien staan.
Ze zwaait voor haar aangezicht.
Fien schrikt. Wat doet de juf opeens voor mij denkt ze.
Juf Leen vraagt ‘was je aan het dromen Fien?’
Fien antwoordt nog steeds niet.
Juf Leen wil in de oren van Fien kijken, maar ziet dat haar oren verdwenen zijn.
‘Waar zijn de oren van Fien naartoe?’ vraagt juf Leen.
‘Fien heeft de oren van haar hoofd genomen, omdat er teveel lawaai in de refter was’ zegt Tim.
Juf Leen vraagt ‘Waar zijn haar oren nu?’
‘Dat weet ik niet’ zegt Tim.
‘Tim ga eens samen met Fien in de refter kijken’ zegt juf Leen.
Tim geeft Fien een hand om naar de refter te stappen.


Tim kijkt onder de tafels.
Fien kijkt op de tafels. Nergens zien ze de oren van Fien liggen.
Fien begint wat bang te worden, ze vindt het helemaal niet leuk meer zonder oren.
Samen met Tim gaat ze terug naar de kleuterklas.
Tim vertelt aan Juf Leen dat de oren van Fien niet meer in de refter liggen.
Fien begint te snikken. Wat zou ze graag terug kunnen horen.


Juf Leen heeft een idee. We zullen allemaal op zoek gaan naar jouw oren.

Alle kinderen in de kleuterklas beginnen te zoeken. Even later roept Ben ‘Gevonden!’
‘Waar lagen de oren van Fien?’ vraagt Juf Leen. Ik heb ze gevonden in de poppenhoek. ‘Hoe komen Fien haar oren nu in de poppenhoek terecht?’ Heel verlegen steekt Sam zijn vinger in de lucht. ‘Juf, ik zag die oren liggen in de refter en dacht dat het speelgoed was, daarom heb ik de oren in de poppenhoek gelegd. ‘

Fien zet meteen de oren terug op haar hoofd. Wat fijn dat ik alles terug kan horen. Samen met de andere kinderen zingt Fien nog eens het goeiemiddagliedje.


ACTIVITEITFICHE:


Naam
 
Verhaal: ‘Mijn oren doen pijn’

Hoofddoel

-      Zich inleven in andere personen en zijn eigen handelingen daaraan aan te passen.
-      Zijn eigen meningen/ervaringen uiten op een beleefde manier.

Doelstelling(en)


G.O:
Muzische vorming: Muziek: 3. Muziek beluisteren: 3.1.1 De kleuters kunnen aandachtig luisteren en zo verschillende geluiden waarnemen, benoemen en erover praten.

Nederlands: 4. Luisterhouding: 4.1 De kleuters kunnen zich op geluiden en stemmen concentreren.

Nederlands: Luisteren: 2. Begrijpend, interpreterend en kritisch luisteren naar taal: 2.2 Begrijpend en interpreterend luisteren naar taal : 2.2.5 De kleuters kunnen een beluisterd verhaal, bestemd voor hun leeftijdsgroep, begrijpen.

OVSG:
Nederlands: Luisteren: NL-LUI-BV-B02.03: De leerlingen kunnen geluiden onderscheiden volgens hun sterkte, hoogte, timbre, duur.

Nederlands: Luisteren: NL-LUI-DV-D03.04.03: De leerlingen kunnen in een beluisterd verhaald of hoorspel de inleiding, de kern en het slot bondig vertellen indien het verhaal op hun niveau is verteld of voorgelezen.

Leeftijd

0K – 1K – 2K – 3K
Materiaal

-         prenten verhalenbundel ‘Fien en Tim’
-         handpoppen: Fien, Tim en juf Leen

Plaats

De kring, een zaal, de speelplaats
Inhoud



Instap:
- Fien en Tim kondigen het verhaal aan ‘Mijn oren doen pijn’.

Kern:
De leerkracht vertelt het verhaal met de nodige lichaamstaal, expressie en mimiek.
De leerkracht kiest zelf hoe hij / zij de prenten gebruikt bij het voorlezen.

 Slot:
- Afsluiting door Fien en Tim.
- Evaluatie met of zonder prenten.
De kleuterleid(er)ster stelt vragen aan de kleuters in verband met het verhaal. De kleuterleid(ster) stelt eerste algemene vragen (zoals bijvoorbeeld: ‘over wie gaat het verhaal?’, …) om na te gaan of de kleuters het verhaal begrepen hebben.
Pas daarna stelt hij/zij meer specifieke vragen zoals:
* Wat doet Fien als haar oren pijn doen?
* Kunnen wij ook onze oren afnemen als er te veel lawaai is?
* Wat zouden wij kunnen doen als er te veel lawaai is?
*…
Het is belangrijk dat de kleuterleid(ster) duidelijk maakt aan de kleuters dat Fien haar oren kan afnemen terwijl dat dit voor ons niet vanzelfsprekend is. Je vraagt of ze zelf ervaring hebben met het onderwerp van het verhaal en of zij hierbij zelf enkele suggesties kunnen aanbrengen die wel een oplossing kunnen bieden. Je laat de kleuters ook ervaren dat een geluid dat voor de ene onaangenaam is daarom niet aangenaam kunnen zijn voor iemand anders.

0-1K
Je kan de jongste kleuters als evaluatie een geluidspel aanbieden. Je laat de kleuters de geluiden uit de schoolomgeving horen en spreekt af dat ze de oren dicht stoppen als ze het geluid niet aangenaam vinden en dat ze hun oren open houden als ze het geluid wel aangenaam vinden. Je laat hun ervaren dat ze ook nog altijd geluid kunnen horen wanneer hun oren gestopt zijn. En dat dit dus geen sluitende oplossing biedt tegen geluidsoverlast. Ook maak je duidelijk dat iedereen anders kan reageren op een bepaald geluid.

- Kringgesprek rond lawaai / geluid.
- Geluiden uit het verhaal nabootsen.

Bronnen

zie bibliografie bachelorproef

Varianten

-         Men kan de geluiden uit het verhaal zelf nabootsen of eens met een CD werken waar de geluiden opstaan.
(geluiden kan men hier vinden:
http://www.findsounds.com/ISAPI/search.dll)

-         Zelf nog geluiden binnen het thema met de kinderen zoeken.

Aandachtspunten

/



Verhaal: Fien en Tim gaan naar het zwembad


Vandaag gaat de kleuterklas van juf Leen naar het zwembad.
De kinderen wachten vol ongeduld op de bus.
‘Ga allemaal tegen het muurtje staan, want de bus komt eraan’ zegt juf Leen.
Wanneer de bus stopt, claxonneert de buschauffeur heel luid naar de kinderen. ‘toet’ ‘toet’
Fien zucht.
‘Wat is er Fien?’ vraagt juf Leen.
‘Het getoeter van de bus doet pijn aan mijn oren’ zegt Fien.
‘De buschauffeur claxonneerde enkel om ons te verwittigen dat de bus dichterbij kwam’ zegt juf Leen.


De buschauffeur doet de deur van de bus open.
De kinderen stappen op de bus en doen hun gordel aan.
Juf Leen helpt de kinderen bij het aandoen van de gordels.
Nu kan de bus eindelijk vertrekken naar het zwembad.
Achteraan in de bus zitten enkele kinderen heel luid liedjes te zingen.
Sommige kinderen roepen naar elkaar, andere kinderen lachen met elkaar.
Op de bus wordt er heel veel lawaai gemaakt.
Fien trekt het ene oor van haar hoofd. Vervolgens het tweede oor.
Ze stopt de oren in haar rugzak.


‘We zijn bij het zwembad aangekomen’ zegt juf Leen.
De kinderen doen hun gordels uit en stappen van de bus.
‘Komaan kinderen, we stappen snel naar de kleedkamer want meester Bram wacht op ons’ zegt juf Leen.
Iedereen kleedt zich om in de kleedkamer.
Fien neemt haar oren uit haar rugzak en legt ze op de zwembroek van Tim.
‘Wat een mooi badpak heb jij Fien’, zegt Tim.
Maar Fien hoort Tim helemaal niet zonder haar oren.
Tim wil zijn zwembroek aandoen.
Hij ziet de oren van Fien liggen.
‘Daarom kan Fien mij niet horen’, denkt Tim, ‘ik geef vlug haar oren terug.’
Fien neemt haar oren van Tim over en zet ze terug op haar hoofd.
Net op tijd want Fien hoort dat de juf iets wil zeggen: ‘Heeft iedereen zijn zwemkleren aan? Dan kunnen we naar het zwembad gaan.’


 In het zwembad staat meester Tim al te wachten.
‘Hallo iedereen’, zegt meester Tim, ‘zullen we gaan zwemmen?’
‘Jaaaa!’, roept iedereen enthousiast.
‘Kom dan maar vlug in het water’, zegt meester Bram.
Voor iedereen mag spelen, wil meester Tim eerst enkele spelletjes spelen.
‘We maken met onze handen golven in het water’, zegt meester Bram.
Dat vindt Fien erg leuk. De golven zijn erg mooi en maken geen lawaai.
‘We doen een ander spelletje’, zegt meester Tim, ‘we slaan met onze handen in het water.’
‘Dat vind ik helemaal niet leuk’, roept Fien luid maar niemand kan haar horen door het getrommel van het water.
‘Ik wil het getrommel van het zwembad niet meer horen’, zucht Fien verdrietig en ze duikt het water in.
Onder water vindt Fien het leuk. Het is er stil en daar houden de oren van Fien wel van. 


‘Dat hebben jullie allemaal goed gedaan, ‘zegt meester Bram blij.
‘Omdat jullie zo flink zijn geweest, mogen jullie van mij even op de glijbaan spelen’, gaat meester Bram verder.
De kinderen zijn enthousiast en gaan onmiddellijk naar de glijbaan toe.
Behalve Fien, zij heeft schrik op de glijbaan. ‘Ik blijf wel beneden vanuit het water kijken’, zegt Fien.
Samen met meester Bram kijkt Fien naar de kinderen op de glijbaan.‘Dag meester Bram! Dag Fien’, roept Tim luid vanop de glijbaan. ‘Kijk maar naar wat ik allemaal kan’, roept hij.

Tim glijdt van de glijbaan. Hij heeft kriebels in zijn buik en roept de hele tijd ‘Aaaah!’ wanneer hij naar beneden glijdt. ‘Wat maakt Tim veel lawaai’, denkt Fien. En Fien duikt terug onder water, daar is het tenminste rustig en roept er niemand.


Als Tim beneden is, kijkt hij rond in het zwembad.

Hij is op zoek naar Fien.‘Fieeeen, waar ben je?’ roept Tim. Waar Tim ook kijkt, hij kan Fien nergens vinden.
‘Boe, hier ben ik!’ zegt Fien.
Tim verschiet. Hij spring hoog in de lucht.
‘Daar ben je’, zegt Tim, ik heb je overal gezocht.
‘Mag ik je wat vragen?’, zegt Tim tegen Fien.
Fien knikt met haar hoofd.
‘Waarom was jij verstopt in het water?’ vraagt Tim.
‘ Soms is er veel lawaai in het zwembad.’, zegt Fien, dat vinden mijn oren niet altijd leuk.’

‘Onder water is het erg stil’, zegt Fien, ‘probeer het zelf ook maar eens.’

Tim gaat ook met zijn hoofd in het water.
Als hij terug naar boven komt zegt hij: ‘Ik vind het onder water helemaal niet leuk. Ik hoor nog steeds lawaai en het water maakt mij bang.’

‘Wat voor jou niet leuk is, kan voor iemand anders wel leuk zijn, dat zegt juf Leen altijd voegt Fien er aan toe.


‘Wij zijn klaar met zwemmen! Tijd om uit het water te komen’, roept meester Bram.
Voor Fien uit het zwembad stapt, luistert ze nog vlug even naar het water. Wat zal ze het daar missen.
‘Haast je Fien!, zegt Tim, ‘we moeten nu echt uit het water.
’In de kleedkamer staat juf Leen al op de kinderen te wachten.
‘Vonden jullie het leuk met meester Bram in het water?’ vraagt juf Leen.
Alle kinderen roepen enthousiast: ‘Jaaa!’

Doe maar gauw jullie kleren aan, want kijk, daar staat de bus al op ons te wachten’, zegt juf Leen. Ook al is er veel lawaai in de kleedkamer, toch vindt Fien het deze keer helemaal niet erg.
Ze is nog steeds zo onder de indruk van de stilte van het water, dat ze het lawaai in de kleedkamer rondom haar vergeet.




ACTIVITEITFICHE:



Naam
 
Verhaal: ‘Fien en Tim gaan naar het zwembad’
Hoofddoel
-      Zich inleven in andere personen en zijn eigen handelingen daaraan aan te passen.
-      Zijn eigen meningen/ervaringen uiten op een beleefde manier.

Doelstelling(en)


G.O:
Muzische vorming: Muziek: 3. Muziek beluisteren: 3.1.1 De kleuters kunnen aandachtig luisteren en zo verschillende geluiden waarnemen, benoemen en erover praten.

Nederlands: 4. Luisterhouding: 4.1 De kleuters kunnen zich op geluiden en stemmen concentreren.

Nederlands: Luisteren: 2. Begrijpend, interpreterend en kritisch luisteren naar taal: 2.2 Begrijpend en interpreterend luisteren naar taal : 2.2.5 De kleuters kunnen een beluisterd verhaal, bestemd voor hun leeftijdsgroep, begrijpen.

OVSG:
Nederlands: Luisteren: NL-LUI-BV-B02.03: De leerlingen kunnen geluiden onderscheiden volgens hun sterkte, hoogte, timbre, duur.

Nederlands: Luisteren: NL-LUI-DV-D03.04.03: De leerlingen kunnen in een beluisterd verhaald of hoorspel de inleiding, de kern en het slot bondig vertellen indien het verhaal op hun niveau is verteld of voorgelezen.

Leeftijd

0K – 1K – 2K – 3K
Materiaal

-         prenten verhalenbundel ‘Fien en Tim’
-         handpoppen: Fien, Tim en juf Leen

Plaats

De kring, een zaal, de speelplaats
Inhoud



Instap:
- Fien en Tim kondigen het verhaal aan: ‘Fien en Tim gaan naar het zwembad’.

Kern:
De leerkracht vertelt het verhaal met de nodige lichaamstaal, expressie en mimiek.
De leerkracht kiest zelf hoe hij / zij de prenten gebruikt bij het voorlezen.

Slot:
- Afsluiting door Fien en Tim.
- Evaluatie met of zonder prenten.
De kleuterleid(er)ster stelt vragen aan de kleuters in verband met het verhaal. De kleuterleid(ster) stelt eerste algemene vragen (zoals bijvoorbeeld: ‘over wie gaat het verhaal?’, …) om na te gaan of de kleuters het verhaal begrepen hebben.
Pas daarna stelt hij/zij meer specifieke vragen zoals:
* Wat doet Fien als haar oren pijn doen?
* Kunnen wij ook onze oren afnemen als er te veel lawaai is?
* Wat zouden wij kunnen doen als er te veel lawaai is?
*…
Het is belangrijk dat de kleuterleid(ster) duidelijk maakt aan de kleuters dat Fien haar oren kan afnemen terwijl dat dit voor ons niet vanzelfsprekend is. Je vraagt of ze zelf ervaring hebben met het onderwerp van het verhaal en of zij hierbij zelf enkele suggesties kunnen aanbrengen die wel een oplossing kunnen bieden.

0-1K
Met de jongste kleuters kan je als evaluatie een geluidspel aanbieden. Je laat de kleuters de geluiden uit het verhaal horen en spreekt af dat ze de oren dicht stoppen als ze het geluid niet aangenaam vinden en dat ze hun oren open houden als ze het geluid wel aangenaam vinden. Je laat hun ervaren dat ze ook nog altijd geluid kunnen horen wanneer hun oren gestopt zijn. En dat dit dus geen sluitende oplossing biedt tegen geluidsoverlast. Je maakt hun ook duidelijk dat je onder water ook nog kan horen. Sommige kleuters kunnen net afgeschrikt geraken door het geluid van onder water.

- Kringgesprek rond lawaai / geluid.
- Geluiden uit het verhaal nabootsen.

Bronnen

zie bibliografie bachelorproef

Varianten

-         Men kan de geluiden uit het verhaal zelf nabootsen of eens met een CD werken waar de geluiden opstaan.
(geluiden kan men hier vinden:
http://www.findsounds.com/ISAPI/search.dll)

-         Zelf nog geluiden binnen het thema met de kinderen zoeken.

Aandachtspunten

/


Verhaal: Fien en Tim in het verkeer


Vandaag is het een bijzondere dag voor de kleuterklas van juf Leen.
Ze gaan op stap in de stad.
‘Voor we kunnen vertrekken, moeten we eerst nog enkele dingen afspreken’, zegt juf Leen.
‘Dat is waar’, zegt Ben, ‘in de stad kan het soms heel gevaarlijk zijn.’
‘In het verkeer kan je niet altijd doen wat je zelf wil. Het is er soms heel gevaarlijk.’ zegt juf Leen.


Juf Leen heeft ook voor iedereen een verrassing meegebracht.
Ze neemt haar zak en haalt er twee borden uit.
De twee borden hebben elk een andere kleur.
Het ene bord is groen, het andere is rood.
Alle kinderen kijken vol bewondering naar wat juf Leen heeft meegebracht.
‘ Met deze borden gaan wij vandaag op stap in het verkeer’ zegt juf Leen.
‘Wat kunnen wij dan wel zoal doen met de borden in het verkeer?’, vraagt Ben.
‘In het verkeer is er heel wat lawaai. Sommige geluiden zijn leuk voor onze oren terwijl we andere helemaal niet leuk vinden.’ zegt juf Leen.
‘Als we het geluid op straat leuk vinden, steken we ons bordje in de lucht met de groene kleur. Vinden we het geluid op straat helemaal niet leuk dan steken we het bord met de rode kleur in de lucht’, gaat juf Leen verder.

Voor de kleuterklas van juf Leen kan vertrekken, krijgen ze allemaal een petje op.
‘Waarom moeten we een pet dragen?’ vraagt Tim.
‘Met onze pet op kan iedereen ons goed zien. En zo weet ook iedereen dat wij allemaal samen horen’, legt juf Leen uit.
De kinderen gaan twee aan twee staan.
‘Heeft iedereen een pet?’ vraag juf Leen, ‘dan kunnen we vertrekken.’


Om naar de stad te gaan, moet de kleuterklas van juf Leen eerst de straat oversteken.
Juf Leen ziet al gauw een plekje waar ze kunnen oversteken.
‘Zo’n gekke strepen op straat’, zegt Tim, ‘waarvoor zou dit dienen?’
‘Deze strepen noemen we het zebrapad’, legt juf Leen uit, ‘alleen hier mogen wij oversteken.’
Juf Leen kijkt eerst naar links.
En dan naar rechts.
En dan nog een keer naar links.
Er komen gaan auto’s aangereden.
Snel steekt de kleuterklas van juf Leen de straat over.
Als iedereen aan de andere kant van de straat staat, steekt Fien haar groen bordje in de lucht.
‘Kijk eens naar het bordje van Fien’, zegt juf Leen.
‘Waarom heb jij voor een groen bordje gekozen?’ vraagt juf Leen.
‘Ik vond de straat oversteken erg leuk’, zegt Fien enthousiast, doordat er geen auto’s waren was het er heel stil.’


De kleuterklas van juf Leen stapt verder.
Maar al snel moeten ze opnieuw stoppen.
Op straat staat een politieagent op zijn fluitje te blazen ‘Fwiiiiiieeeeet’.
De politieagent regelt het verkeer.
Sommige auto’s mogen doorrijden, andere moeten wachten op het signaal van de politieagent.
Plots gaan er enkele rode en groene bordjes in de lucht.
Fien heeft gekozen voor een rood bordje, terwijl Tim een groen bordje in de lucht steekt.
‘Waarom is je bordje groen?’, vraagt Fien aan Tim.
‘Ik vind het fluitje van de politieagent erg leuk om te horen’, legt Tim uit.
‘Dat begrijp ik niet’, zegt Fien, ‘Voor mij doet het heel erg pijn aan mijn oren.’
‘Niet iedereen vindt alle geluiden even leuk’, gaat juf Leen verder, ‘wat jij leuk vindt, kan iemand anders helemaal niet leuk vinden.


In de stad is het erg druk.
Er komen heel wat auto’s aangereden.
En wat is er veel lawaai!
Sommige auto’s rijden heel snel en andere maken dan weer veel lawaai: ‘TOET TOET!’
Al vlug steekt iedereen zijn rood bordje in de lucht.
‘ Wij vinden de auto’s in het verkeer niet leuk!’, roept iedereen.
‘Laten we dan maar gauw  terug gaan naar school’, zegt juf Leen.


Nog even de straat oversteken en ze zijn er.
‘Wie weet nog wat we moeten doen als we willen oversteken?’ vraag juf Leen.
‘Eerst kijken we naar links, dan naar rechts en dan nog een keer naar links’, zegt Ben.
‘En dat doen we op het zebrapad’, gaat Fien verder.
Ze kijken eerst naar links.
En dan naar rechts.
En dan nog een keer naar links.
Als er geen auto’s aankomen, kunnen ze oversteken.
‘Wat een lawaai hebben we vandaag gehoord in het verkeer’, zegt Fien.
Ze neemt haar oren van haar hoofd.
‘Het liefst van al hou ik van de stilte’, zegt Fien en ze steekt haar groen bordje in de lucht.



ACTIVITEITFICHE:



Naam
 
Verhaal: ‘Fien en Tim in het verkeer’
Hoofddoel
Zich inleven in andere personen en zijn eigen handelingen daaraan aan te passen.
Zijn eigen meningen/ervaringen uiten op een beleefde manier.

Doelstelling(en)


G.O:
Muzische vorming: Muziek: 3. Muziek beluisteren: 3.1.1 De kleuters kunnen aandachtig luisteren en zo verschillende geluiden waarnemen, benoemen en erover praten.

Nederlands: 4. Luisterhouding: 4.1 De kleuters kunnen zich op geluiden en stemmen concentreren.

Nederlands: Luisteren: 2. Begrijpend, interpreterend en kritisch luisteren naar taal: 2.2 Begrijpend en interpreterend luisteren naar taal : 2.2.5 De kleuters kunnen een beluisterd verhaal, bestemd voor hun leeftijdsgroep, begrijpen.

OVSG:
Nederlands: Luisteren: NL-LUI-BV-B02.03: De leerlingen kunnen geluiden onderscheiden volgens hun sterkte, hoogte, timbre, duur.

Nederlands: Luisteren: NL-LUI-DV-D03.04.03: De leerlingen kunnen in een beluisterd verhaald of hoorspel de inleiding, de kern en het slot bondig vertellen indien het verhaal op hun niveau is verteld of voorgelezen.

Leeftijd

0K – 1K – 2K – 3K
Materiaal

prenten verhalenbundel ‘Fien en Tim’
handpoppen: Fien, Tim en juf Leen

Plaats

De kring, een zaal, de speelplaats
Inhoud



Instap:
- Fien en Tim kondigen het verhaal aan: ‘Fien en Tim in het verkeer’.

Kern:
De leerkracht vertelt het verhaal met de nodige lichaamstaal, expressie en mimiek.
De leerkracht kiest zelf hoe hij / zij de prenten gebruikt bij het voorlezen.

 Slot:
- Afsluiting door Fien en Tim.
- Evaluatie met of zonder prenten.

2-3K
De kleuterleid(er)ster stelt vragen aan de kleuters in verband met het verhaal. De kleuterleid(ster) stelt eerste algemene vragen (zoals bijvoorbeeld: ‘over wie gaat het verhaal?’, …) om na te gaan of de kleuters het verhaal begrepen hebben.
Pas daarna stelt hij/zij meer specifieke vragen zoals:
* Wat doet Fien als haar oren pijn doen?
* Kunnen wij ook onze oren afnemen als er te veel lawaai is?
* Wat zouden wij kunnen doen als er te veel lawaai is?
*…
Het is belangrijk dat de kleuterleid(ster) duidelijk maakt aan de kleuters dat Fien haar oren kan afnemen terwijl dat dit voor ons niet vanzelfsprekend is. Je vraagt of ze zelf ervaring hebben met het onderwerp van het verhaal en of zij hierbij zelf enkele suggesties kunnen aanbrengen die wel een oplossing kunnen bieden.

0-1K
Met de jongste kleuters kan je als evaluatie een geluidspel aanbieden. Je laat de kleuters de geluiden uit het verhaal horen en spreekt af dat ze de oren dicht stoppen als ze het geluid niet aangenaam vinden en dat ze hun oren open houden als ze het geluid wel aangenaam vinden. Je laat hun ervaren dat ze ook nog altijd geluid kunnen horen wanneer hun oren gestopt zijn. En dat dit dus geen sluitende oplossing biedt tegen geluidsoverlast.

- Kringgesprek rond lawaai / geluid.
- Geluiden uit het verhaal nabootsen.

Bronnen

zie bibliografie bachelorproef

Varianten

Men kan de geluiden uit het verhaal zelf nabootsen of eens met een CD werken waar de geluiden opstaan.
(geluiden kan men hier vinden:
http://www.findsounds.com/ISAPI/search.dll)

Zelf nog geluiden binnen het thema met de kinderen zoeken.

Aandachtspunten

/