De school van juf Leen ligt in het centrum van de
stad. Vandaag komt de jaarlijkse Carnavalstoet voorbij. De kinderen mochten van
thuis verkleedkleren meebrengen. Fien had haar elfenjurkje al aangetrokken. Tim
heeft een piratenpak mee.
Al de kinderen van de kleuterklas zijn uitgelaten en
blij. Ze roepen en schreeuwen om het luidst. Juf Leen steekt haar armen in de
lucht… De kinderen hebben het meteen in de gaten, want dit is het signaal dat
er veel te veel lawaai gemaakt wordt.
Al gauw is het stil en kan juf Leen gaan vertellen. Ze
mogen in de grote kring zitten. ‘Tim’ vraagt de juf ‘Vertel eens wat je papa vandaag
gaat doen’. Tim staat op en vertelt tegen zijn kleuterklasgenootjes: ‘Mijn papa
gaat met de tractor door de straten rijden, de tractor is helemaal vol bloemen
versierd. Daarnaast loopt mama en tante Linda met grote jurken en hoeden vol
bloemen gespeld.’
De juf zegt dat we na het middageten onze
verkleedkleren mogen aantrekken. Daarna gaan we achter het hek van ons
schoolplein wachten op de stoet. Op dat moment rijdt er een zware motor door de
straat. ‘BOEM!’ ‘Wat een geluid’, roept Fien. ‘Ja’ zegt juf, ‘straks als de
stoet voorbij komt zal er veel geluid te horen zijn.’
De kinderen zien er allemaal gek uit, Elsje lijkt een
koningin en Floris een hondje met grote flaporen, Julie is schildpad. Ook juf
Leen heeft speciale kleren aangetrokken, ze is een echte clown. De kinderen
mogen nu naar buiten. In de verte horen ze de muziek al. ‘Hey,’ roept Tim, ‘dat
is de muziek van papa’s tractor!’ De kinderen dansen en zingen mee ‘carnaval in
de stad, dat vieren wij vandaag…’
De dirigent van de fanfare geeft aan dat ze gaan
vertrekken en oeps wat een geluid. De cimbalen, trompetten, trommels en fluiten
maken muziek. De sfeer zit er meteen in. Fien is bang voor zoveel geluid, mijn
hoofd doet pijn, ze moet haast wenen!
Ze steekt haar armpjes in de lucht, maar er gebeurt
niets! Tim komt naast haar staan en vraagt. ‘Ben je bang Fien?’ Fien is bang,
heel erg bang! Ze stopt haar vingers in haar oren. ‘Er is zoveel lawaai’, zegt
ze verdrietig. Maar zelfs met haar vingers in haar oren, kan ze nog steeds het
lawaai horen. ‘Je hoeft niet bang te zijn’, zegt Tim, ‘want het is mijn papa’s
wagen.’
Juf Leen heeft intussen opgemerkt dat Fien bang is en
geeft haar een handje. Maar Fien is ontroostbaar. ‘Veel te luid!’, roept ze
nog. Juf Leen gaat met haar naar de kleuterklas,
daar heb je veel minder geluid. Fien vindt carnaval buiten niet leuk, maar binnen
is het veel prettiger. Ze danst en haar jukje zwiert omhoog. Zo wordt het
carnavalsfeest op school toch nog leuk. ’s avonds vertelt Fien aan mama en papa
over de stoet. De praalwagens en de fanfare waren heel mooi, maar al dat lawaai
was er toch teveel aan.
ACTIVITEITFICHE:
Naam
|
Verhaal: ‘Fien en Tim gaan naar
de carnavalsstoet’
|
Hoofddoel
|
-
Zich inleven in andere personen
en zijn eigen handelingen daaraan aan te passen.
-
Zijn eigen meningen/ervaringen
uiten op een beleefde manier.
|
Doelstelling(en)
|
G.O:
Muzische vorming: Muziek: 3. Muziek beluisteren:
3.1.1 De kleuters kunnen aandachtig luisteren en zo
verschillende geluiden waarnemen, benoemen en erover praten.
Nederlands: 4. Luisterhouding: 4.1 De kleuters
kunnen zich op geluiden en stemmen concentreren.
Nederlands: Luisteren: 2. Begrijpend,
interpreterend en kritisch luisteren naar taal: 2.2 Begrijpend en interpreterend luisteren naar taal : 2.2.5 De
kleuters kunnen een beluisterd
verhaal, bestemd voor hun leeftijdsgroep, begrijpen.
OVSG:
Nederlands: Luisteren: NL-LUI-BV-B02.03: De
leerlingen kunnen geluiden onderscheiden volgens hun sterkte, hoogte, timbre,
duur.
Nederlands: Luisteren: NL-LUI-DV-D03.04.03: De
leerlingen kunnen in een beluisterd verhaald of hoorspel de inleiding, de
kern en het slot bondig vertellen indien het verhaal op hun niveau is verteld
of voorgelezen.
|
Leeftijd
|
0-1K
2-3 K
|
Materiaal
|
-
prenten verhalenbundel ‘Fien en
Tim’
-
handpoppen: Fien, Tim en juf
Leen
|
Plaats
|
De kring, een zaal, de speelplaats
|
Inhoud
|
Instap:
- Fien en Tim kondigen het verhaal aan: ‘Fien en
Tim gaan naar de carnavalsstoet’.
Kern:
De leerkracht vertelt het verhaal met de nodige lichaamstaal, expressie en mimiek. De leerkracht kiest zelf hoe hij / zij de prenten gebruikt bij het voorlezen.
Slot:
- Afsluiting door Fien en Tim.
- Evaluatie met of zonder prenten.
De kleuterleid(er)ster stelt vragen aan de kleuters
in verband met het verhaal. De kleuterleid(ster) stelt eerste algemene vragen
(zoals bijvoorbeeld: ‘over wie gaat het verhaal?’, …) om na te gaan of de
kleuters het verhaal begrepen hebben.
Pas daarna stelt hij/zij meer specifieke vragen
zoals:
* Wat doet Fien als haar oren pijn doen?
* Kunnen wij ook onze oren afnemen als er te veel
lawaai is?
* Wat zouden wij kunnen doen als er te veel
lawaai is?
*…
Het is belangrijk dat de kleuterleid(ster)
duidelijk maakt aan de kleuters dat Fien haar oren kan afnemen terwijl dat
dit voor ons niet vanzelfsprekend is. Je vraagt of ze zelf ervaring hebben
met het onderwerp van het verhaal en of zij hierbij zelf enkele suggesties
kunnen aanbrengen die wel een oplossing kunnen bieden.
0-1K
Met de jongste kleuters kan je als evaluatie een
geluidspel aanbieden. Je laat de kleuters de geluiden uit het verhaal horen
en spreekt af dat ze de oren dicht stoppen als ze het geluid niet aangenaam
vinden en dat ze hun oren open houden als ze het geluid wel aangenaam vinden.
Je laat hun ervaren dat ze ook nog altijd geluid kunnen horen wanneer hun
oren gestopt zijn. En dat dit dus geen sluitende oplossing biedt tegen
geluidsoverlast.
- Kringgesprek rond lawaai / geluid. - Geluiden uit het verhaal nabootsen. |
Bronnen
|
zie bibliografie bachelorproef
|
Varianten
|
-
Men kan de geluiden uit het
verhaal zelf nabootsen of eens met een CD werken waar de geluiden opstaan.
(geluiden kan men hier vinden: http://www.findsounds.com/ISAPI/search.dll)
-
Zelf nog geluiden binnen het
thema met de kinderen zoeken.
|
Aandachtspunten
|
/
|
Geen opmerkingen:
Een reactie posten